Over Minigolf
Hieronder volgt een stukje over het ontstaan van het midgetgolf, tegenwoordig wordt minigolf gezegd, de doorgroei van vakantiespel tot wedstrijdport en wat daar allemaal bij hoort. We beginnen met het ontstaan van het "spelletje":
Het ontstaan van het minigolf: het "Colfen"
Minigolf: van oefen- daarna vakantiespel tot wedstrijdsport
Het materiaal
De Wedstrijden
Wedstrijdspanning
Het spelen met bal en stok (stick) is in de loop van de afgelopen 700 jaar op verschillende manieren beoefend. Reeds in 1297 werd in Loenen a/d Vecht een colf-toernooi gehouden. Het werd gespeeld over een parcours van 4000 meter waarbij de bal in 4 (hollen) nu holes, gespeeld moest worden, waarbij het niet duidelijk is, of het hier om een natuurlijk dan wel aangelegd parcours ging. Hierbij werd de houten bal met een houten colf "wier voetingh met yseren beslaghe" gespeeld.
Men kende in die tijd reeds 2 spelsoorten, het maliën (denk maar de maliebanen bij diverse steden) en het colfen, met als enig verschil dat het bij de maliën de bal "op de gelijcke gront" werd afgeslagen en bij het colfen de bal bij de afslag op een tuitje werd geplaatst.
In die tijd werden, tijdens de spelen, enorme bedragen in weddenschappen omgezet. In december 1387 zegelde Ruwaard A. van Beieren een charter voor Den Briel, waarbij hij het wedden tijdens spelen in Den Briel verbood. Er werd echter een uitzondering gemaakt voor "den bal mitter colfen te slaen buten der veste onser Stede voirscreven". Het wedden bij het colfen werd toegestaan, maar..... buiten de vesting.
Het was dezelfde Ruwaard van Beieren die in Haarlem op 20 februari 1390 een stuk grond "buten den houtpoort" afstond om daar te colfen.
Dit was het eerste publieke colf-terrein. Het afstaan van dit stuk grond was niet zomaar een royale geste, maar vloeide voort uit een hoeveelheid klachten der gegoede burgerij, omdat colf op een gegeven ogenblik zelfs bezit van de straten genomen had, met allerlei gevolgen. bv. "dat goede luyden beseert en glaessen uytgesmeten" werden, alsmede klachten over "slick ende vuylnis met hare colfen tegen de huysen te smyten". of "de persoons, die 's Heeren straeten gebruckende worden in haer aengesighten, tegen haer lyff ende benen aengeslaghen". De bestuurders van land en stad deden hun uiterste best het colfspel alleen toe te laten "ingeoirlofde plaetsen". In 1429 werd het verbod uitgevaardigd "dat nyemand den bal en sla up de straeten met colfen, die voren en verlood of verysert sijn".
De Hollandse handelsgeest kwam snel boven, want in een ordonnantie van 22 december 1447 wordt melding gemaakt van poorters en poorteressen, die colfen en ballen verkopen. Dat men echt fanatiek was, bewijst het feit, dat winters, als het spelen op het land onmogelijk was, men uitweek naar gracht of singel om aldaar op het ijs zijn sport te beoefenen. Door veel schilders uit die tijd werd bij het schilderen van winterse taferelen, het colfen op het ijs, dikwijls centraal of op de voorgrond geplaatst.
De 17e eeuw werd de bloeitijd van het colfspel in onze Republiek, het bleef echter een hoofdzaak beperkt tot handelssteden. Ook in Schotland was het spel populair en dan vooral in de havensteden die handel dreven met onze Republiek. Tussen beide landen werd druk handel gedreven in colf-materialen, zo werden in onze Republiek colven van palmhout "die vingers breed en één dik" gebruikt, die "Schotse Klieken" genoemd werden, terwijl in Schotland de, in Holland en Brabant gemaakte ballen terecht kwamen.
Er zijn nog zeer veel gegevens bekend over verdere verloop en de ontwikkeling van het spel, maar het voert te ver om daar hier op in te gaan.
Slechts dit nog, over de vroegere geschiedenis; het was belangrijk dat de colf goed "aanvoelde" vandaar de uitdrukking: "een kolfje naar zijn hand"
Minigolf:
van oefen- daarna vakantiespel tot wedstrijdsport.
Het colfen (zo zegt men) werd in Engelstalige landen vertaald in golfen. De waarheid hierover zal echter, als zo dikwijls, in het midden liggen.
Hetgeen hierna volgt zijn echter de feiten:
- Minigolf is ontstaan uit golf, met in het begin allerlei fantasie-namen en banen.
- Bij de meeste golfbanen waren oefenweiden voor lange slagen en oefen "puttinggreens".
- Putten is: Met de laatste slag de bal in putt of hole te doen belanden.
- Omstreeks de eeuwwisseling werden in Amerika ook op zichzelfstaande "puttinggreens" aangelegd, waar door miljoenen het putten geoefend werd."
- Deze oefenplaatsen én het spelen hierop werd "clockgolf" genoemd, naar de kloksgewijze aanleg van de baan en het aantal (12) holes.
- In de loop der jaren werden deze banen voorzien van natuurlijke hindernissen, zoals glooïngen, curven e.d.
- Rond de jaren '20 werd het spelen op de, toengeheten TOM THUMB GOLF-banen een ware rage. Kleinduimpjesgolf dus.
- In Engeland kende men inmiddels het Midget(dwerg)-golf. Allemaal kleinerende namen, het was immers slechts een spelletje.
- Iets serieuzer was het "Pitch and Putt Golf" waar men de bal op de green gooide en vanaf die plek moest putten.
- In Duitsland speelde men "Kleingolf" en in Scandinavië was het Mini-golf.
Door de enorm toegenomen populariteit steeg het aantal banen navenant. Kermis-exploitanten, camping- en parkhouders bouwden naar hartelust en eigen fantasie hun banen. Omdat velen dit, dikwijls eigenhandig, deden en er van enige norm geen sprake was, kon men de meest fantastiche bouwsels, als hindernis tegenkomen.
In 1954 ontwierp de Zwitserse architect Paul Bongni een minigolfbaan met genormaliseerde hindernissen. Met de nodige kennis, techniek en oefening moest het mogelijk zijn, iedere hindernis met 1 slag te passeren en de put te halen, e.e.a. op een te berekenbare manier.
Dit systeem werd gepatenteerd en heet nog steeds, naar de ontwerper, Bongni-banen. (lange banen). De lengte van deze banen inclusief hindernissen was 12-14 meter. Het had een buis-omranding en het baanmateriaal was beton of vilt.
Bongni bouwde zijn banen hoofdzakelijk in parkachtige omgevingen, zodat het spel merendeels bij grote hotels beoefend kon worden en daardoor slechts voor een beperkte groep mensen toegankelijk was. De Hamburgse zakenman Pless zag het op ongeveer dezelfde manier, hij wilde nl. door zijn vinding de mogelijkheid scheppen, op zijn baan niet alleen plezierig te spelen en zich te ontspannen, maar tevens een baan te creëren, die door het overwinnen van deze opstakels, een bepaalde spanning te wekken, die de spelers, na het spelen een zekere voldoening kon geven, die tot een aangename ontspanning leidde.
Ging Paul Bogni, wat de baanlengte betreft, uit van de lange fantasiebanen, Pless ging dieper op de zaak in. Hij ontwierp een hoekstalen transportabel frame van geringe afmeting, 6.25 meter lang waarin eterniteplaten gelegd werden. Door de kortere banen was het mogelijk op een kleinere ruimte golfbanen aan te leggen. Vijftien banen werden voorzien van hindernissen ontworpen door de Academie van Beeldende Kunst te Hamburg. Twee banen kregen een afwijkende vorm (Hoek en Zig-zag) terwijl de eerste baan zonder hindernis bleef, deze baan is bedoeld als testbaan.
Tot het populariseren van de minigolfsport heeft het systeem van Pless zonder twijfel de grootste bijdrage geleverd. Ook heden ten dage is het aantal korte banen groter dan de lange banen. Toch hebben beide systemen Europa en de landen daarbuiten, tot in Spoordonk aan toe, veroverd. Doordat de banen nu overal gelijk waren, was het spelen van wedstrijden mogelijk geworden.
De lengte van de banen en de hindernissen waren weliswaar genormaliseerd, men zal bij het bespelen van de banen merken dat iedere baan zijn eigen karakter heeft.
Als 3e spelsoort is er ook het Stergolf , dit zijn lange banen, waar de laatste hindernis niet in een cirkel eindigt, maar in een ster (extra hindernis). Als 4e kwam er bij, het Zweedse Vilt. Dit soort was al lang populair in de Scandinavische landen, maar komt nu ook in andere landen voor. Het is een baan gemaakt van hout (randen) en aan het eind een 8-hoek. De toplaag is van vilt.
We hebben nu 4 baansoorten behandeld, beton (Bongni, lang oftewel afdeling 1), eterniet (kort oftewel afdeling 2), Stergolf en Vilt.
Iedere spelsoort heeft zijn eigen wedstrijden. Terwijl ook nog een Nederlands, Europees en Wereldkampioenschap gespeeld wordt.
Bij het vragen van informatie zult u bemerken dat eenieder zijn spelsoort als het beste of leukste ervaart, maar gebleken is dan geografische feiten, de meest doorslaggevende zijn. Als er bij u in de buurt toevallig een lange baan aanwezig is, zult u eerder daar gaan spelen dan op een verder gelegen baan waar de andere spelsoorten beoefend worden.
Voorts is het niet noodzakelijk om in wedstrijden mee te doen, men kan ook als zogenaamd recreatieve speler in clubverband midgetgolfen. Leeftijd is niet belangrijk, met 6 jaar kan men al als lid beginnen en men kan doorgaan zolang men wil.
Een minigolfer die speelt op wedstrijdniveau, gaat natuurlijk niet met hetzelfde materiaal de baan op als een recreant. In tegenstelling tot het grootgolf op gras, gebruikt een minigolfer maar één stick. Wel gebruikt een minigolfer veel verschillende balletjes. De topgolfers zijn in het bezit van minimaal 200 verschillende ballen. Het verschil in die ballen is het gewicht, de hardheid, spronghoogte, de grootte van de bal en of de bal al dan niet gelakt is.
Nu is het niet zo dat iemand die veel minigolfballen heeft, per definitie in het voordeel is ten opzichte van iemand die bijvoorbeeld maar tien balletjes heeft. Een belangrijk onderdeel van minigolf is namelijk het uittrainen van de baan. Zoals eerder gezegd, elk parcours bestaat uit 18 verschillende banen, die in principe ongeveer overal hetzelfde zijn. Maar toch heeft iedere baan zijn eigenaardigheden, elke baan heeft weer een andere afwijking. Bij het uittrainen van de baan wordt vooral bekeken welke bal het beste ingezet kan worden en op welke manier de baan gespeeld zal worden. Zo kan het dus ook gebeuren dat iemand uit die tien ballen veel meer rendement haalt dan iemand met 200 ballen.
De wedstrijden zijn te onderscheiden in teamwedstrijden en individuele wedstrijden. De individuele wedstrijden zijn de verschillende Nederlandse Kampioenschappen en het individuele klassement van de Europese- of Wereldkampioenschappen.
Maar minigolf is voornamelijk een teamsport. Hierbij wordt gestreden voor Nederlands kampioenschap voor teams, de Europacup en met het Nederlands team voor het Europees- of Wereldkampioenschap. Hierbij is het belangrijk dat je met je team een eenheid vormt. Dit betreft de spelers, maar ook de coaches en verzorgers. Alle mensen moeten hetzelfde doel hebben, namelijk zo hoog mogelijk eindigen.
Het spelen van een Europacup of Europees kampioenschap vergt natuurlijk een enorme inspanning van de spelers. Tijdens de wedstrijden blijkt dat het omgaan met spanningen een steeds belangrijker facet wordt. Het kunnen "pieken" tijdens de echte belangrijke toernooien is maar voor weinigen weggelegd.
Aan het spelen van een EK of Europacup gaat natuurlijk een intensieve training vooraf. Maar op het "moment suprème" moet je toch bijzonder sterk in je schoenen staan. Vaak slaat de twijfel toe bij de spelers. Vandaar dat bijvoorbeeld ook zelfs de sportpsycholoog zijn intrede heeft gedaan in de topminigolfsport.